Vurige Geschiedenis: het Portiershuisje

Geplaatst op maandag 22 februarinieuws

De Stadionbuurt kent een rijke historie. En hoewel die historische verhalen eigenlijk voor het oprapen liggen, gaan ze vaak in de waan van de dag verloren. Om die reden besteden we in de rubriek ‘Vurige Geschiedenis’ graag aandacht aan alle historische verhalen uit de het gebied van BIZ The Olympic Amsterdam. Deze keer: het Portiershuisje.

Het Portiershuisje aan Stadionplein 18 werd ontworpen door architect Jan Wils, die zowel het Olympisch Stadion als alle bijgebouwen als één geheel ontwierp. Als we echter op zijn ontwerptekeningen kijken, zien we dat de naam niet helemaal juist is. Het huisje was namelijk bedoeld als postkantoor van het Olympisch Dorp. Tijdens de Olympische Spelen van 1928 konden sporters, coaches, medewerkers en bezoekers hier terecht voor hun post.

Ook werden er in het Portiershuisje tussen 27 maart en 15 september 1928 de zogenaamde Olympiadezegels uitgegeven. Deze postzegels doen het nog altijd goed op fora voor postzegelverzamelaars.

Na de Spelen werd het Portiershuisje de woning van de hoofdopzichter van het Stadionterrein. Bewoners waren onder andere ex-militair C. Veen, oud-sprinter Chris Berger en zijn dochter Elles Berger. Marten Koper was van 1966 tot 1994 de laatste opzichter die het Stadionterrein heeft gekend. In 1992 werd het gehele complex, waaronder het Portiershuisje, door minister Hedy d’Ancona op de Rijksmonumentenlijst geplaatst.

Desondanks dreigde het huisje in 2002 te moeten wijken voor nieuwbouw. Uiteindelijk wisten buurtbewoners, cultuurliefhebbers en belangrijke figuren als Johan Cruijff, Ed van Thijn, Frank Rijkaard en John de Mol dit te voorkomen. Het Portiershuisje werd toen 45 meter naar het zuiden verplaatst en kreeg de nieuwe naam ‘Olympiahuis’. Sindsdien dient het huisje als plek voor vergaderingen, borrels, teambuilding dagjes én als escaperoom. Kijk op https://hetportiershuisje.nl/ voor meer informatie!

Bron foto I: Break Out Verwondering

Bron foto II: Stadsarchief Amsterdam / Martin Alberts